De China-vitrines en de Europese kijk op China, eind 19e, begin 20e eeuw.
Het Europa van die tijd was enerzijds gefascineerd door de verfijndheid van de Chinese cultuur en imiteerde het in talloze ‘chinoiseriën’: voorwerpen en gebouwen in Chinese stijl. Anderzijds was men geobsedeerd door de ongebreidelde machtsuitoefening (despotisme) en de wreedheid, die men aan China toeschreef. Dat bereikte zijn hoogtepunt in de periode van de Bokseropstand in China (1899-1901), toen er een grote nationalistische beweging tegen de vernederingen door de buitenlandse mogendheden door het land raasde.In de Europese populaire cultuur van die tijd is China het ‘gele gevaar’. Het meest bekend waren de boeken (en later de films) over de kwaadaardige Fu-Manchu.
De geschiedenis van de SVD-missie is nauw verweven met deze periode. China was het eerste land waar Arnold Janssen, de stichter van de SVD, zijn missionarissen heen stuurde, eind 19e eeuw. Hier werden ook de eerste voorwerpen voor het Missiemuseum verzameld. En de SVD speelde een rol in de imperialistische invasies in China. De moord op de SVD’ers Henle en Nies in 1897 werd door Bisschop Anzer van de SVD aangegrepen om Keizer Wilhelm te overtuigen dat hij China moest binnenvallen.
Toen Broeder Berchmans in 1931 het huidige Missiemuseum vormgaf, richtte hij de eerste vitrines bij binnenkomst in met de China-collectie. Het is een bonte verzameling van verfijnde kunstvoorwerpen en objecten die de vermeende wreedheid en het despotisme van de Chinezen tot uitdrukking brengen. We zien er prachtige serviezen, geëmailleerde vazen, kamerschermen en borduurwerken. Hoogtepunten van verfijning zijn de Shu-y gelukssymbolen die als kant uit Tje-hout gesneden zijn. En een ‘wonderwerk van 13 kogels in elkaar, uit één stuk gewerkt’ (gesneden).
Maar we zien ook schoentjes voor ingebonden ‘Lotus’- voetjes, een praktijk waarbij van kinds af aan de tenen van vrouwen werden gebroken en onder de voet gebonden om de groei tegen te houden en de voeten de vorm van een lotus te geven. Even verderop hangt een serie beulszwaarden. Bij een ‘ere-tapijt’ uit de nalatenschap van een mandarijn (bestuursambtenaar uit het Chinese keizerrijk) hangt een brief van P. Antoon Volpert SVD uit 1902 over ‘den tiran Dsou-tien-ziau, die den zaligen P. Perboyre gemarteld heeft’. En daartegenover, op een ereplek, de vitrine met de bebloede (traditioneel Chinese) kleding en de haarvlecht van de SVD-martelaren Henle en Nies, vermoord in Tschang-tja-tschuang in 1897, in de aanloop naar de Bokseropstand.
Toen het Missiemuseum opende in de jaren ’30 van de twintigste eeuw, was dit allemaal al een anachronisme. Het Chinese keizerrijk bestond niet meer, het afbinden van voeten was al in 1902 verboden, mandarijnen waren er sinds 1905 niet meer en haarvlechten verdwenen met de val van het keizerrijk in 1912. Dat er in die tijd al een andere kijk op China bestond, ook in de populaire cultuur, bewijst ‘De Blauwe Lotus’, het Kuifje-album van Hergé en Zhang Chongren (Tchang) uit 1936.
Henle en Nies zouden in deze jaren nogal zijn opgevallen in het Chinese straatbeeld.
Geïnspireerd door de lezing van Joep Leerssen in Amsterdam, 5-12-2022